Allereerst iets ter verduidelijking. Vorige week vertelde ik hoe Barb en ik moesten kiezen naar welk restaurant we wilden gaan, een Mexicaans of een Italiaans restaurant, en ik noemde hoe ik wist wat zij dacht. Toen veranderde ik van onderwerp, aangeduid door een vetgedrukte regel, en een nieuwe paragraaf, maar ik begon die paragraaf met ‘Zij,’ en bedoelde de vrouw in het aanbiddingsteam die een profetie uitsprak vanuit haar eigen hart.
Omdat ik de zin met ‘Zij’ begon, en sommige lezers de vetgedrukte regel en de nieuwe paragraaf niet opmerkten, dachten zij dat ik het nog steeds over Barb had –niet dus. Toen ik las wat ik geschreven had, nadat de Weekly Thoughts verstuurd was, vond ik dat ik daar iets over moest noemen, voor het geval dat.
Het gereflecteerde leven
In Genesis 32 zien we dat Esau Jacob ontmoet, meer dan 20 jaar nadat Jacob Esau misleid had en hem zijn eerstgeboorte recht had ontnomen. Jacob is doodsbang voor zijn broer en als hij verneemt dat Esau met 400 man komt, is hij er zeker van dat hij en zijn gezin verdoemd zijn. Vers 7 zegt dat Jacob ‘zeer bevreesd was en bang te moede’.
Maar tegelijkertijd heeft Jacob beloften van God die hem vertelden de reis te maken dat ( hij dacht toevallig) leidde tot de ontmoeting met zijn broer. In de verzen 9 tot 12 vertelt hij de Heer wat Hij beloofd had: “U heeft tot mij gezegd ‘keer terug naar uw land en naar uw maagschap, en Ik zal u weldoen’…Gij toch hebt gezegd ‘Ik zal u zeker weldoen en uw nageslacht maken als het zand der zee, dat wegens de menigte niet geteld kan worden.’
Worstelen met God
Jacob zat in een worstelwedstrijd tussen zijn gedachten en de beloften van God. God was degene die gezegd had dat hij terug moest gaan naar zijn eigen land, maar Hij had voor het gemak het feit weggelaten dat hij Esau zou tegenkomen. Waarom had de Heer hem niets verteld over die ‘verrassing’ toen Hij hem dat gebod en die belofte gaf?
Dus verdeelt hij zijn bezittingen en kuddes en stuurt ze in kleine groepen voor hem uit, de ene groep na de andere, en met de instructie aan iedere groep om aan Esau te zeggen dat er nog meer volgt. Op deze manier hoopt Jacob de boosheid van Esau geleidelijk te bedaren en hem tevens zijn rijkdom en macht te tonen.
Uiteindelijk, nadat alle anderen voor hem uit gegaan zijn, zegt Jacob tegen zijn 2 vrouwen, 11 zonen en 2 slavinnen dat ze de beek Jabbok over moeten steken, richting Esau. Jacob bleef alleen achter in de woestijn, inwendig worstelend met God.
De bedrieger verandert
Je weet vast nog wel, dat toen Esau geboren werd, Jacob zijn hiel vast hield. Jacob betekent ´grijp de hiel´ en is een Hebreeuws idioom voor ´bedrieger´ - op een gelegenheid wachten om dingen te manipuleren ten gunste van jou; hetgeen precies de manier is hoe hij het eerst geboorterecht en de zegen stal.
Zo ook benaderde hij deze ontmoeting met zijn broer – door kleine groepen voor hem uit te sturen, probeert hij zijn broer te misleiden en indruk op hem maken door zijn macht en rijkdom. De vele kleine groepjes geven een verkeerde uitstraling van zijn rijkdom en macht. En lafheid speelt zeker ook mee, door de minder kostbare zaken eerst te zenden, hij stuurt zelfs zijn vrouw en kinderen voor hem uit!
De beek ‘Jabbok,’ betekent: ‘uitstorten, het stromende,’ en als Jacob alles wat hij bezit en zijn hele gezin over de ‘uitstorting’ stuurt om Esau te ontmoeten, valt de avond en de Heer verschijnt aan hem. Ze beginnen te worstelen in een fysieke uitdrukking van de inwendige worsteling die Jacob doormaakt.
Het kan zijn dat Jacob aanvankelijk niet beseft dat hij worstelt met een verschijning van Christus, vóór zijn menswording, want het verhaal begint met het ‘natuurlijke’ gezichtspunt, dat een man met hem worstelde en later blijkt dat het de Heer was. Is dat vaak ook niet zo bij ons? We beginnen met interne worstelingen en pas later beseffen we dat het God is die met ons worstelt in onze gedachten en emoties.
Worstelen met God
Jacob en de Heer worstelen tot het breken van de dag, maar Jacob wil echter nog niet opgeven. De Man raakt zijn heupgewricht aan en veroorzaakt een ontwrichting van zijn heupgewricht en nog geeft Jacob niet op, maar wil hij eerst een zegen ontvangen. In 32:28 verandert Christus zijn naam van Jacob naar Israël, van bedrieger naar Prins met God.
Merk op dat zij de hele nacht geworsteld hadden en pas als de dag aanbreekt is Jacobs naam en karakter verandert – symbolisch voor onze worstelingen met God in onze gedachten en emoties, die lijken plaats te vinden in de donkerste dieptes van ons wezen – en misschien zelfs wel letterlijk in de nacht, maar zeker in de ‘donkere’ plekken van ons zijn, maar als de dag aanbreekt bemerken we dat we overwonnen hebben en een nieuw hoofdstuk in ons leven beginnen.
De naamsverandering naar Prins met God is omdat ‘Gij hebt gestreden met God en mensen en gij hebt overwonnen.’
Israël noemt die plaats ‘Pniël’, of ‘Aangezicht van God’, want hij zei: ‘ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven.
Nu verder
In Genesis 33:10, als Israël ontdekt heeft dat zijn broer hem vergeven heeft en geen wrok koestert jegens hem, zegt hij als hij Esau ziet: “…omdat ik uw aangezicht gezien heb zoals men het aangezicht Gods ziet, en gij welgevallen aan mij gehad hebt.”
In het Hebreeuws, als je het aangezicht van iemand ziet, wil dat zeggen dat je zijn karakter kent. Daarom staat er in Genesis 2:19 dat de Heer de dieren naar Adam bracht om te zien hoe hij ze noemen zou. Om ze van aangezicht tot aangezicht te zien, als ze naar hem toe gebracht werden, was ze goed genoeg te kennen om ze een naam te geven – iemand van aangezicht tot aangezicht zien is het karakter kennen, of het nu om dieren gaat of om een persoon.
Dus toen Jacob, de nieuwe Israel, zei tegen de Man waar hij mee geworsteld had, dat hij het aangezicht van God gezien had, zei hij dat door zijn worsteling met God in die nacht, Hij het karakter van God had leren kennen, Zijn natuur, zoals Hij was. In dat proces werd hij van een Bedrieger een Prins met God. Op die manier leren wij Hem ook het best kennen – door met Hem te worstelen. Denk daar eens over na.
Gezichtstijd
Dat wil zeggen dat toen Jacob/Israel weergaf dat hij het aangezicht van God gezien had, hij tevens zei dat Hij Gods karakter had leren kennen door Zijn gezicht te zien in zijn worsteling. En DAT is waarom hij op unieke wijze de uitspraak deed toen hij Esau zag, dat het zien van zijn aangezicht, was als het zien van ‘het aangezicht Gods’.
Omdat Hij Gods aangezicht gezien had, Zijn karakter en natuur, kon hij kijken naar de vergevende en genadevolle Esau en zeggen: ‘Ik zie God in jouw gezicht’.
En zo vindt onze transformatie plaats. We zien het aangezicht van God en kennen Zijn natuur en karakter door Zijn tegenwoordigheid in ons, en Hem kennende, kunnen we Hem zien in anderen, we kijken naar Zijn ‘gezicht’, zo te zeggen, in anderen.
In de film over de ‘Titanic’, van 1997, zien we ‘Old Rose,’ die nu ongeveer 100 jaar oud moet zijn. Ze heeft een oude handspiegel in haar hand die in het wrak in de oceaan gevonden was. Ze zegt dit: “Deze was van mij! Hoe buitengewoon! En het ziet er nog net zo uit als de laatste keer dat ik het zag….de reflectie is alleen wat verandert.”
Toen Jacob met God begon te worstelen, was zijn ‘reflectie’ dat van een Bedrieger. Maar in dat proces van worstelen en God leren kennen in die donkere nacht van zijn ziel, veranderde zijn natuur, en werd hij nu ‘Prins met God’.
Dus willen we gaan kijken naar het proces van wat Jacob in het gezicht van God zag toen hij worstelde, en doordat wat hij zag hij kon zeggen toen hij zijn broer zag: “Ik heb uw aangezicht gezien zoals ik het aangezicht van God zie’.
En we zullen wat heilige koeien BBQ – tot de volgende week!
Zegen,
John Fenn / vertaling AHJ
www.cwowi.org